Instrumentenpaneel A

De aanwezigheid en werking van de displays en meters ZIJN AFHANKELIJK VAN DE UITRUSTING EN HET LAND.

verschijnt zodra het bestuurdersportier wordt geopend. Het oplichten van sommige controlelampjes gaat vergezeld van een boodschap.

Weergave kiezen

Afhankelijk van de auto zijn er verschillende weergaven beschikbaar op het instrumentenpaneel. Om een weergave te selecteren, drukt u zo vaak als nodig is op knop 1 om door de verschillende weergaven op het instrumentenpaneel A te bladeren totdat u de gewenste weergave bereikt.

Alle beschikbare weergaven geven de volgende essentiële informatie weer op het instrumentenpaneel:

  • snelheidsmeter;
  • de informatie over de geactiveerde rijhulpmiddelen;
  • informatiezone.

De weergave "Minimaal" geeft alleen de essentiële informatie op het instrumentenpaneel weer.

De "Klassieke" weergave toont de essentiële informatie, de toerenteller en de energiemeter (afhankelijk van de auto), op het instrumentenpaneel.

De weergave "Rijhulpsystemen" geeft gedetailleerde en onmiddellijke informatie weer met betrekking tot de geactiveerde rijhulpmiddelen op het instrumentenpaneel. Bijvoorbeeld de nabijheid van een witte lijn of te dicht bij de voorligger staan.

De weergave "Navigatie" toont de essentiële informatie en de routekaart die door het multimediasysteem is gedupliceerd op het volledige instrumentenpaneel.

Weergave van de informatie

Snelheidsmeter 2

Informatie over rijhulpmiddelen 3

Geselecteerde rijmodus 4

Het bereik met de overgebleven brandstof 5

Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben Gegevens van de reis.

Brandstofpeilmeter 6

Als het minimumpeil is bereikt, licht het waarschuwingslampje 2_ALL_522_1_pictogramme.png in de meter oranje op en klinkt een geluidssignaal.

Vul het reservoir met minimum 8 liter brandstof.

Koelvloeistoftemperatuurmeter 9

Bij normaal gebruik moet de aanwijzer 9 vóór zone 8.blijven.

Bij intensief gebruik kan de indicator in de buurt van de zone komen.

Dit is alleen ernstig als het controlelampje 1_ALL_040_1_pictogramme.png verschijnt, samen met een bericht op het instrumentenpaneel en een piepsignaal.

Informatiezone 7

Gebruik, afhankelijk van de auto, de knop 10 of 11 om te bladeren door de diverse widgets op het instrumentenpaneel:

  • informatie ritcomputer (kilometerteller, waarschuwingsmeldingen enz.);
  • multimedia-informatie (kompas, audiobron die momenteel wordt afgespeeld enz.);
  • ...

Instrumentenpaneel B

verschijnt zodra het bestuurdersportier wordt geopend. Het oplichten van sommige controlelampjes gaat vergezeld van een boodschap.

Weergave kiezen

Afhankelijk van de auto zijn er verschillende weergaven beschikbaar op het instrumentenpaneel. Om een weergave te selecteren, drukt u zo vaak als nodig is op knop 1 om door de verschillende weergaven op het instrumentenpaneel B te bladeren totdat u de gewenste weergave bereikt.

Alle beschikbare weergaven geven de volgende essentiële informatie weer op het instrumentenpaneel:

  • snelheidsmeter;
  • de informatie over de geactiveerde rijhulpmiddelen;
  • informatiezone.

De weergave "Minimaal" geeft alleen de essentiële informatie op het instrumentenpaneel weer.

De "Klassieke" weergave toont de essentiële informatie, de toerenteller en de energiemeter (afhankelijk van de auto), op het instrumentenpaneel.

De weergave "Rijhulpsystemen" geeft gedetailleerde en onmiddellijke informatie weer met betrekking tot de geactiveerde rijhulpmiddelen op het instrumentenpaneel. Bijvoorbeeld de nabijheid van een witte lijn of te dicht bij de voorligger staan.

Weergave van de informatie

Geluidssignaal te hoge snelheid

Afhankelijk van de auto en het land wordt het waarschuwingslampje 2_ALL_349_1_pictogramme.png weergegeven en is een geluidssignaal te horen. Dit geluidssignaal is te horen zodra de auto sneller rijdt dan 120 km/u. Het waarschuwingslampje blijft branden zolang de snelheid hoger is dan 120 km/u.

Geselecteerde rijmodus 12

Toerenteller 13

(schaal x 1000)

Deze wordt op een andere manier weergegeven volgens de gekozen instelling op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de geselecteerde rijstijl wordt deze mogelijk niet weergegeven.

Snelheidsmeter 14

Afhankelijk van de geselecteerde rijstijl varieert het display.

Kilometertotaalteller 15Gegevens van de reis

Koelvloeistoftemperatuurmeter 18

Bij normaal gebruik moet de aanwijzer 18 vóór zone 17.blijven.

Bij intensief gebruik kan de indicator in de buurt van de zone komen.

Dit is alleen ernstig als het controlelampje 1_ALL_040_1_pictogramme.png verschijnt, samen met een bericht op het instrumentenpaneel en een piepsignaal.

Het bereik met de overgebleven brandstof 19

Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter gereden te hebben Gegevens van de reis.

Brandstofpeilmeter 20

Als het minimumpeil is bereikt, licht het waarschuwingslampje 2_ALL_522_1_pictogramme.png in de meter oranje op en klinkt een geluidssignaal.

Vul het reservoir met minimum 8 liter brandstof.

Informatiezone 16Algemeen

Gebruik, afhankelijk van de auto, de knop 21 of 22 om te bladeren door de diverse widgets op het instrumentenpaneel:

  • informatie ritcomputer (kilometerteller, waarschuwingsmeldingen enz.);
  • multimedia-informatie (kompas, audiobron die momenteel wordt afgespeeld enz.);
  • ...

Richtingaanwijzers 23

Waarschuwingslampje 24

Waarschuwingslampje lage bandenspanning 25Waarschuwing bij verlies van bandenspanning

Waarschuwingslampje airbag 26Correctiemiddelen en -hulpmiddelen voor de bestuurder

Waarschuwingslampje (elektronische) parkeerrem 27Parkeerrem

Waarschuwingslampje Onmiddellijk stoppen 28

Hybrid versie

Instrumentenpaneel A

verschijnt zodra het bestuurdersportier wordt geopend. Het oplichten van sommige controlelampjes gaat vergezeld van een boodschap.

Resterend laadpeil "230 V"-accu 30

Batterij bijna leeg

Bij extreem gebruik op lage snelheid kan het laadniveau van de accu zakken tot een laag niveau.

Het waarschuwingslampje 31 brandt geel om u te waarschuwen.

Het vermogen van de elektromotor wordt beperkt om te zorgen dat het hybride systeem correct werkt, totdat het laadniveau van de tractiebatterij voldoende is.

Kies voor een soepeler rijstijl of stop de auto, indien mogelijk, zonder het contact uit te schakelen tot het waarschuwingslampje 31 weer blauw wordt.

Drempels van onmiddellijke stilstand

Bij extreem en langdurig gebruik van het voertuig (bijv. slepen of rijden op steile hellingen of ruig terrein) met snelheden lager dan 10 km/u), kan het laadniveau de drempelwaarde voor onmiddellijke blokkering bereiken.

Er klinkt een pieptoon en het rode controlelampje verschijnt.

Als het laadniveau blijft dalen, wordt het elektrische bereik niet meer getoond.

Stop indien mogelijk het voertuig, als de verkeersomstandigheden het toelaten.

Laat de verbrandingsmotor draaien totdat de waarschuwingslampjes verdwijnen.

Dit is nodig om de tractiebatterij op te laden.

Waarschuwingslampje elektrische bedrijfsmodus 32

Dit verschijnt als het voertuig enkel wordt aangedreven door de tractiebatterij.

Informatiezone 29

Gebruik, afhankelijk van de auto, de knop 10 of 11 om te bladeren door de diverse widgets op het instrumentenpaneel:

  • informatie ritcomputer (kilometerteller, waarschuwingsmeldingen enz.);
  • multimedia-informatie (kompas, audiobron die momenteel wordt afgespeeld enz.);
  • energie-indicator;
  • koelvloeistof temperatuurmeter;
  • ...

Instrumentenpaneel B

Geselecteerde rijmodus 33

Melding die aangeeft dat het voertuig klaar is om te rijden 34

Het bericht READY verschijnt als het contact wordt ingeschakeld en verdwijnt als de auto sneller rijdt dan 5 km/u.

Snelheidsmeter 35

Afhankelijk van de geselecteerde rijstijl varieert het display.

Resterend laadpeil "230V"-accu 37

Batterij bijna leeg

Bij extreem gebruik op lage snelheid kan het laadniveau van de accu zakken tot een laag niveau.

Het waarschuwingslampje 38 brandt geel om u te waarschuwen.

Het vermogen van de elektromotor wordt beperkt om te zorgen dat het Hybrid systeem correct werkt, totdat het laadniveau van de accu voldoende is.

Kies voor een soepeler rijstijl of stop de auto, indien mogelijk, zonder het contact uit te schakelen tot het waarschuwingslampje 38 weer blauw wordt.

Drempels van onmiddellijke stilstand

Bij extreem en langdurig gebruik van het voertuig (bijv. slepen of rijden op steile hellingen of ruig terrein) met snelheden lager dan 10 km/u), kan het laadniveau de drempelwaarde voor onmiddellijke blokkering bereiken.

Er klinkt een pieptoon en het rode controlelampje verschijnt.

Als het laadniveau blijft dalen, wordt het elektrische bereik niet meer getoond.

Stop indien mogelijk het voertuig, als de verkeersomstandigheden het toelaten.

Laat de verbrandingsmotor draaien totdat de waarschuwingslampjes verdwijnen.

Dit is nodig om de tractiebatterij op te laden.

Waarschuwingslampje elektrische modus 39

Dit verschijnt als het voertuig enkel wordt aangedreven door de tractiebatterij.

Verbruiksmeter 40Tips voor het rijden, zuinig rijden

Informatiezone 36Algemeen

Gebruik, afhankelijk van de auto, de knop 21 of 22 om te bladeren door de diverse widgets op het instrumentenpaneel:

  • informatie ritcomputer (kilometerteller, waarschuwingsmeldingen enz.);
  • multimedia-informatie (kompas, audiobron die momenteel wordt afgespeeld enz.);
  • energie-indicator;
  • koelvloeistof temperatuurmeter;
  • ...

Waarschuwing minimumpeil motorolie

Bij het starten van de motor waarschuwt het display op het instrumentenpaneel als het minimum oliepeil is bereiktMotorolie.

Bij de eerste waarschuwing kunt u deze laten verdwijnen door te drukken op de schakelaar "OK".

De volgende waarschuwingen verdwijnen automatisch na ongeveer 30 seconden.

Instrumentenpaneel in mijlen

(mogelijkheid om over te gaan op km/u)

Als de auto stilstaat en de motor is ingeschakeld, selecteert u in het multimediascherm "VOERTUIG" wereld, drukt u op het menu "Instellingen", "Systeem", "Eenheden" en vervolgens "Snelheid".

Selecteer km/h of mph.

Zie de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem om de eenheid te selecteren.

Opmerking: in beide gevallen gaat de boordcomputer na een onderbreking van accuvoeding automatisch terug naar de oorspronkelijke eenheid.

De snelheidsmeter en sommige afstandsinformatie die op het instrumentenpaneel is weergegeven, worden geconverteerd.

Om terug te gaan naar de vorige eenheid, gaat u op dezelfde manier te werk.

Opmerking: in beide gevallen gaat de boordcomputer, als de accu is uitgeschakeld, automatisch terug naar de oorspronkelijke eenheid.

Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem voor meer informatie.

tip

Om bepaalde rijhulpsystemen te kunnen gebruiken, dient u de meeteenheid op het instrumentenpaneel te wijzigen om de juiste informatie te verkrijgen als u rijdt in een land waar de snelheidseenheden verschillen van die welke standaard zijn ingesteld op uw auto.

warning

Voer deze aanpassingen uitsluitend uit als de auto stilstaat.