Introductie

warning

Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden, in geval van afleiding. De functie werkt niet op het voertuig. Deze functie kan in geen geval de verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het rijden vervangen.

De bestuurder moet altijd zijn snelheid aanpassen aan zijn of haar alertheid, aan de omgeving en aan de verkeersomstandigheden, ongeacht de aanwijzingen van het systeem.

Het systeem analyseert het gezicht van de bestuurder via een camera 1 en waarschuwt bij detectie van afleiding.

Een afleiding is wanneer een bestuurder ongeveer drie seconden niet naar de weg kijkt of deze beweging meerdere keren achter elkaar herhaalt.

Opmerking: het systeem neemt geen beelden op en werkt in realtime.

Plaats van de camera 1

Zorg ervoor dat de camera niet bedekt is (met vuil, mist, enz.) of is afgedekt.

Werkzaamheden

tip

Het systeem houdt continu de aandacht van de bestuurder in de gaten en kan tijdens een rit meerdere waarschuwingen afgeven.

De functie waarschuwt u wanneer de snelheid boven 20 km/u komt.

Bij afleiding verschijnt het bericht "Blijf gefocust op autorijden" op het instrumentenpaneel 2 en klinkt er een pieptoon.

Druk op schakelaar 3 "OK" om het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel uit te schakelen. Na het uitschakelen van het bericht blijft het systeem afleidingen detecteren en geeft het indien nodig een nieuwe waarschuwing.

Activeren/deactiveren

warning

Voer deze aanpassingen uitsluitend uit als de auto stilstaat.

tip

Afhankelijk van de auto, worden, op basis van de tijdsduur na de laatste keer dat de motor is gestopt, de waarschuwingen opnieuw geactiveerd:

  • bij het ontgrendelen van de auto

of

  • bij het openen van een portier;

of

  • bij het starten van de motor.
tip

Afhankelijk van de auto is het mogelijk dat het niet mogelijk is om waarschuwingen uit te schakelen.

Afhankelijk van de auto, kunnen de waarschuwingen kunnen worden in- en uitgeschakeld met behulp van:

  • de knop "My Safety";
  • het multimediascherm;
  • de boordcomputer;

Waarschuwingen activeren en deactiveren met de knop "Mijn veiligheid" 4

De waarschuwingen kunnen worden gedeactiveerd of geactiveerd vanuit de modus "Perso" in de functie "My SafetyMy Safety.

Als de waarschuwingen eerder zijn gedeactiveerd met behulp van de modus "Perso":

  • om de waarschuwingen uit te schakelen, drukt u twee keer op de knop 4. Het controlelampje van de toets 4 dooft.
  • om de waarschuwingen opnieuw te activeren, drukt u één keer op de knop 4. Het controlelampje in de knop 4 licht op.

De waarschuwingen in-/uitschakelen via het multimediascherm 5

Zie de multimedia-instructies voor het in-/uitschakelen van de waarschuwingen.

Selecteer "ON" of "OFF".

De waarschuwingen in- en uitschakelen via de boordcomputer 2

(afhankelijk van de auto)

  • Terwijl het voertuig stilstaat, drukt u zo vaak als nodig op de schakelaar 6 om bij het  3_ALL_038_1_pictogramme.png tabblad te komen, of, afhankelijk van het voertuig, het 2_ALL_416_1_pictogramme.png  tabblad;

of

  • druk op schakelaar 6 en herhaaldelijk op schakelaar 7 of 8 om naar het tabblad 3_ALL_038_1_pictogramme.png  menu te gaan;
  • druk afhankelijk van de auto op de schakelaar "3 OK".
  • druk herhaaldelijk op schakelaar 7 of 8 om naar het menu 3_ALL_108_1_pictogramme.png te gaan, druk vervolgens op de schakelaar 3OK;
  • druk herhaaldelijk op schakelaar 7 of 8 om naar het menu "RIJHULPSYSTEMEN" te gaan, druk vervolgens op de schakelaar 3 "OK";
  • druk herhaaldelijk op schakelaar 7 of 8 om naar het menu "Afleiding waarschuwing" te gaan, druk vervolgens op de schakelaar 3 "OK";
  • druk nogmaals op de schakelaar 3"OK" om de waarschuwingen in of uit te schakelen:
    • 2_ALL_503_1_pictogramme.png waarschuwingen geactiveerd;
    • 2_ALL_502_1_pictogramme.png waarschuwingen gedeactiveerd.

Beperkingen van de werking van het systeem

Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem verstoren of de correcte werking ervan verhinderen, bijvoorbeeld:

  • het dragen van bepaalde soorten brillen;
  • als de camera wordt belemmerd, zelfs gedeeltelijk;
  • als een deel van het gezicht van de bestuurder verborgen is (door een haar, pet, chirurgisch masker, sjaal, enz.).
  • een ongeschikte rijpositie (zoals te laag, te ver achteruit leunend, enz.) waardoor de camera het gezicht niet goed kan analyseren.

In deze omstandigheden kan het systeem geen waarschuwing activeren of kan het een vroegtijdig of vals alarm activeren.

Storingen

Als het systeem een storing signaleert, verschijnt het bericht "Waakzaamh bewak. controleren" of, afhankelijk van de auto, "Aandachtscontrole niet beschikb. Gezicht niet gedetecteerd" op het instrumentenpaneel, samen met het waarschuwingslampje 3_ALL_014_1_pictogramme.png .

Controleer of de camera schoon is en/of verwijder eventuele gezichtsbedekking. Zorg ervoor dat u correct zit. Als het probleem aanhoudt, dient u een merkdealer te raadplegen.