De snelheidsbegrenzer is een functie die u helpt om een door u gekozen maximumsnelheid niet te overschrijden.

tip

U kunt de snelheidsbegrenzer koppelen aan de functie "Detectie van verkeersborden" Detectie van verkeersborden.

warning

De snelheidsbegrenzer heeft in geen enkel geval invloed op het remsysteem.

Bedieningsknoppen

1.

Schakelaar Snelheidsbegrenzer aan/uit.

2.

Schakelaar Snelheidsregelaar aan/uit.

3.

Schakelaar om de maximumsnelheid te activeren en te verlagen (SET/-).

4.

Schakelaar om de maximumsnelheid te activeren en te verhogen of om de opgeslagen maximumsnelheid op te roepen (RES/+).

5.

Schakel de functie naar stand-by met de ingestelde maximumsnelheid opgeslagen in het geheugen (0).

Rijden

Wanneer een maximumsnelheid is ingesteld maar nog niet is bereikt, gaat het rijden zoals bij een auto zonder de functie snelheidsbegrenzer.

Zodra de ingestelde snelheid is bereikt, zal de auto deze niet overschrijden - ook niet als u het gaspedaal verder indrukt - behalve in een noodgeval (zie "Ingestelde snelheid overschrijden").

Inschakelen

Druk op de schakelaar 1. Het waarschuwingslampje 6 of 8 wordt grijs weergegeven of, afhankelijk van de auto, het waarschuwingslampje 7 wordt oranje.

Het waarschuwingslampje "Snelheidsregelaar AAN" of, afhankelijk van de auto, het waarschuwingslampje 2_ALL_262_1_pictogramme.png verschijnt op het instrumentenpaneel met streepjes om aan te geven dat de snelheidsregelaar is ingeschakeld en wacht op het opslaan van een maximum snelheid.

Als u de huidige snelheid wilt opslaan, drukt u op de schakelaar 4 (RES/+) of schakelaar 3 (SET/˗): de streepjes worden door de maximumsnelheid vervangen. Afhankelijk van de auto licht het waarschuwingslampje 6 wit op.

De minimum te registreren snelheid is 30 km/u.

Verandering van de ingestelde maximum snelheid

U kunt de ingestelde maximum snelheid veranderen door (het achter elkaar indrukken of het lang ingedrukt houden) van:

  • de schakelaar 4 (RES/+) om de snelheid te verhogen;
  • de schakelaar 3 (SET/˗) om de snelheid te verlagen.

Sneller rijden dan de ingestelde snelheid

Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maximumsnelheid te overschrijden. Ga als volgt te werk: druk het gaspedaal stevig in tot voorbij het weerstandspunt.

Gedurende het overschrijden knippert de maximumsnelheid op het instrumentenpaneel. Laat vervolgens het gaspedaal los: de functie snelheidsbegrenzer treedt weer in werking zodra u langzamer rijdt dan de in het geheugen opgeslagen snelheid.

warning

Als de functie snelheidsbegrenzer (na verschillende pogingen om deze in te schakelen) niet beschikbaar is, neemt u contact op met een merkdealer.

Onmogelijkheid om de ingestelde maximum snelheid vast te houden

Tijdens een steile afdaling kan het systeem de maximumsnelheid wellicht niet aanhouden; in dat geval knippert de ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel en hoort u een geluidssignaal met een regelmatig interval.

Onderbreken van de functie

De werking van de snelheidsbegrenzer wordt opgeschort als u drukt op de schakelaar 5 ((O)). De maximumsnelheid wordt opgeslagen en op het instrumentenpaneel grijs weergegeven.

Opnieuw inschakelen van de maximum snelheid

Als een snelheid is opgeslagen, kunt u deze oproepen door te drukken op de schakelaar 4.

tip

Als de begrenzer in standby is gezet, drukt u op de schakelaar 3 om de functie weer te activeren zonder de opgeslagen snelheid te gebruiken: de actuele snelheid van de auto wordt gebruikt.

Uitschakelen van de functie

De functie snelheidsbegrenzer wordt onderbroken:

  • als u op de schakelaar 1 drukt. In dit geval wordt er geen snelheid meer in het geheugen opgeslagen;
  • als u op de schakelaar 2 drukt. In dit geval wordt de snelheidsregelaar geselecteerd en is er geen ingestelde snelheid.

Het oranje waarschuwingslampje 7 of, afhankelijk van de auto, het waarschuwingslampje 6 of 8 verdwijnt van het instrumentenpaneel. Dit betekent dat deze functie is uitgeschakeld.