Dacia Duster
Indien aanwezig in de auto, kunnen de vier camera´s 1, 2 en 3 in de voorbumper, buitenspiegels en de achterklep u helpen bij moeilijke manoeuvres.
De camera's zenden vier afzonderlijke weergaven naar het scherm 4, waardoor het mogelijk wordt de omgeving van het voertuig te bekijken.
Opmerking: zorg ervoor dat de camera's niet worden afgedekt (door vuil, modder, sneeuw, condens enz.).
warning
Deze functie is een (extra) hulpmiddel. De bestuurder moet altijd opletten en blijft verantwoordelijk.
De bestuurder moet altijd bedacht zijn op plotselinge gebeurtenissen tijdens het rijden: let dus bij het manoeuvreren altijd op uw blinde hoek en kijk of daar geen kleine, smalle obstakels (zoals een kind, dier, kinderwagen, fiets, steen, paaltje, enz.) zijn.
Inschakelen van het systeem
Met het contact aan kan het systeem worden ingeschakeld:
- in de automatische modus, wanneer u de achteruitversnelling inschakelt: het systeem wordt ingeschakeld en de camera in de achterklep verzendt een beeld van het gebied achter de auto op het scherm 4;
- in de handmatige modus te activeren drukt u, met stilstaande auto en draaiende motor en de wereld "Voertuig" op het multimediascherm 4, op het menu "360° Camera". De beelden van de voorkant en van bovenaf verschijnen op het multimediascherm.
Opmerking: afhankelijk van de auto kunt u sommige parameters instellen via het scherm 4. Raadpleeg de multimedia-instructies.
Automatische modus
De automatische modus wordt geactiveerd wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld en op het scherm 4 de beelden van de achteruitrijcamera wordt weergegeven. Als er snel wordt geschakeld van de achteruit naar een versnelling vooruit, toont het scherm 4 het camerabeeld aan de voorkant.
De automatische werking is dan uitgeschakeld:
- Door een andere cameraweergave te selecteren in het menu op het scherm 4;
- automatisch, zodra de snelheid ongeveer 12 km/u is;
- kort na het uitschakelen van de achteruitversnelling.
Handmatige modus
Om deze modus te activeren, kiest u het gewenste camerabeeld in het menu op het scherm 4.
Er verschijnt gedurende ongeveer vijf4 seconden een bericht op het scherm 4 om de activering van de handmatige modus te bevestigen.
Handmatige modus wordt uitgeschakeld:
- automatisch, zodra de snelheid ongeveer 12 km/u is;
- ongeveer 3 minuten na het uitschakelen van de achteruitversnelling, in handmatige modus;
- Door op de knop "Terug" te drukken na het uitschakelen van de achteruit, in de handmatige modus.
Achteruitrijcamera 3
Als de achteruitrijcamera automatisch of handmatig wordt geactiveerd, wordt het beeld van de camera weergegeven op het scherm 4.
Vaste geleidelijnen 5
De vaste tekening bestaat uit gekleurde markeringen A, B en C, die de afstand achter de auto aangeven:
- A (rood) op ongeveer 30 centimeter van de auto;
- B (geel) op ongeveer 70 centimeter van de auto;
- C (groen) op ongeveer 150 centimeter van de auto.
tip
Het beeld verschijnt op het multimediascherm kan sneller lijken dan de werkelijkheid.
Bewegende geleidelijn 6
(afhankelijk van de auto)
Deze wordt in het blauw getoond op het multimediascherm 4. Dit duidt de verplaatsingsrichting van de auto aan, volgens de stand van het stuurwiel.
Aanhanger geleidelijnen 7
Deze wordt in het blauw getoond op het multimediascherm 4. Deze geeft de verplaatsingsrichting van de dissel van de aanhanger aan afhankelijk van de stand van het stuurwiel. Hiermee kan de bestuurder de trekhaak zo dicht mogelijk bij de trekkop van de aanhanger plaatsen.
« Aanhangwagen weergave »
Als een aanhangwagen is aangesloten, drukt u in een vooruitversnelling op het menu "Camera" in de modus "Voertuig" op uw multimediascherm 4 om de camera 3 in staat te stellen gedurende ongeveer 30 seconden een beeld van de omgeving aan de achterkant te verzenden.
De functie "Zoom auto" function
Als er achter het voertuig een obstakel wordt gedetecteerd, schakelt de functie "Zoom auto" van de huidige weergave naar een bovenaanzicht van achteren.
Om de functie "Zoom auto" in of uit te schakelen raadpleegt u de gebruikershandleiding van de multimedia.
tip
Het scherm geeft een omgekeerd beeld, zoals in een spiegel.
De tekeningen zijn weergaven die op een vlakke ondergrond worden geprojecteerd. Deze informatie is niet geldig als deze wordt weergegeven op een verticaal object of een object op de grond.
De voorwerpen die op de rand van het scherm verschijnen kunnen vervormd zijn.
In geval van te veel licht (sneeuw, auto in de zon, enz.) kan het zicht van de camera gestoord zijn.
Als de bagageklep geopend of niet goed gesloten is, verschijnt de melding "Achterklep is open".
Camera voor 1
Als de camera voor automatisch of met de hand wordt ingeschakeld, verschijnt het camerabeeld op het scherm 4.
Vaste geleidelijnen 8
De vaste geleidelijn omvat de gekleurde markeringen D en E die de afstand voor de auto aangeven:
- D (geel) op ongeveer 70 centimeter van de auto;
- E (groen) op ongeveer 150 centimeter van de auto.
tip
Het beeld verschijnt op het multimediascherm kan sneller lijken dan de werkelijkheid.
Bewegende geleidelijn 9
(afhankelijk van de auto)
Deze wordt in het blauw getoond op het multimediascherm 4. Dit duidt de verplaatsingsrichting van de auto aan, volgens de stand van het stuurwiel.
De functie "Zoom auto" function
Als er voor het voertuig een obstakel wordt gedetecteerd, schakelt de functie "Zoom auto" van de huidige weergave naar een bovenaanzicht van voren.
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uitschakelen van de functie "Zoom auto"
tip
Het scherm geeft een omgekeerd beeld, zoals in een spiegel.
De tekeningen zijn weergaven die op een vlakke ondergrond worden geprojecteerd. Deze informatie is niet geldig als deze wordt weergegeven op een verticaal object of een object op de grond.
De voorwerpen die op de rand van het scherm verschijnen kunnen vervormd zijn.
In geval van te veel licht (sneeuw, auto in de zon, enz.) kan het zicht van de camera gestoord zijn.
Als de bagageklep geopend of niet goed gesloten is, verschijnt de melding "Achterklep is open".
Camera´s aan de zijkant 2
De camera's 2 die in de autospiegels zijn geïnstalleerd, sturen beelden van de zijkanten door naar het scherm 4.
Om het gewenste camerabeeld te activeren, kiest u dit op het multimediascherm 4. Raadpleeg het instructieboekje van de multimedia voor meer informatie.
Het verschil tussen de geschatte afstand en de werkelijke afstand
Een steile heling oprijden of in zijn achteruit richting een steile helling rijden
De vaste richtlijnen 5 tonen de afstanden dichterbij dan ze werkelijk zijn.
De voorwerpen die op het scherm worden getoond, zijn in werkelijkheid verder weg op de helling.
Als er op het scherm bijvoorbeeld een voorwerp op F wordt weergegeven is de werkelijk afstand G van het voorwerp.
Een steile heling afrijden of in zijn achteruit richting een steile neerwaartse helling rijden
De vaste richtlijnen 5 tonen de afstanden verder weg dan ze werkelijk zijn.
Daarom zijn de voorwerpen die op het scherm worden getoond in werkelijkheid dichterbij op de helling.
Als er op het scherm bijvoorbeeld een voorwerp op J wordt weergegeven is de werkelijk afstand H van het voorwerp.
Rijden of achteruitrijden richting een uitstekend voorwerp.
Positie K lijkt verder weg dan de positie L op het scherm. Maar positie K is op dezelfde afstand als positie M.
De verplaatsingsrichting die wordt aangegeven door de vaste en mobiele richtlijnen houden geen rekening met de hoogte van het voorwerp. Dus het risico bestaat dat de auto tegen het voorwerp botst als deze er in zijn achteruit naartoe M rijdt.