Werkzaamheden

Wanneer de achteruitversnelling is ingeschakeld, geeft de camera 1 aan de achterkant van de auto een beeld van de omgeving achter de auto op de multimediadisplay 2, samen met drie geleidelijnen 3, 4 of 5 (vast, bewegend en geleidelijnen aanhanger).

Dit systeem gebruikt verschillende geleidelijnen: bewegend voor de verplaatsingsrichting en vast voor de afstand. Als de rode zone bereikt is, gebruikt u de afbeelding van de bumper om nauwkeurig te stoppen.

Vaste geleidelijnen 3

De vaste tekening bestaat uit gekleurde markeringen A, B en C, die de afstand achter de auto aangeven:

  • A (rood) op ongeveer 30 centimeter van de auto;
  • B (geel) op ongeveer 70 centimeter van de auto;
  • C (groen) op ongeveer 150 centimeter van de auto.

De tekening blijft staan en geeft de verplaatsingsrichting van de auto aan als de wielen in lijn zijn met de auto.

12019_XJI_023_1_image.jpeg

Bewegende geleidelijn 4

Deze wordt in het blauw getoond op het multimediascherm 2. Dit duidt de verplaatsingsrichting van de auto aan, volgens de stand van het stuurwiel.

Aanhanger geleidelijnen 5

Deze wordt in het blauw getoond op het multimediascherm 2. Deze geeft de verplaatsingsrichting van de dissel van de aanhanger aan afhankelijk van de stand van het stuurwiel. Hiermee kan de bestuurder de trekhaak zo dicht mogelijk bij de trekkop van de aanhanger plaatsen.

« Aanhangwagen weergave »

Als een aanhangwagen is aangesloten, drukt u in een vooruitversnelling op het menu "Camera" in de modus "Voertuig" op uw multimediascherm 2 om de camera 1 in staat te stellen gedurende ongeveer 30 seconden een beeld van de omgeving aan de achterkant te verzenden.

Bijzonderheid

Zorg ervoor dat de camera niet bedekt is (vuil, modder, sneeuw, condens, enz.).

Instellingen

Met stilstaande auto en draaiende motor kunt u op het multimediascherm 2 de geleidelijnen toevoegen of verwijderen en de instellingen voor het camerabeeld regelen (helderheid, contrast, enz.). Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem voor meer informatie.

De functie "Zoom auto" function

Als er achter het voertuig een obstakel wordt gedetecteerd, schakelt de functie "Zoom auto" van de huidige weergave naar een bovenaanzicht van achteren.

Om de functie "Zoom auto" in of uit te schakelen raadpleegt u de gebruikershandleiding van de multimedia.

tip

Het scherm geeft een omgekeerd beeld, zoals in een spiegel.

De tekeningen zijn weergaven die op een vlakke ondergrond worden geprojecteerd. Deze informatie is niet geldig als deze wordt weergegeven op een verticaal object of een object op de grond.

De voorwerpen die op de rand van het scherm verschijnen kunnen vervormd zijn.

In geval van te veel licht (sneeuw, auto in de zon, enz.) kan het zicht van de camera gestoord zijn.

Als de bagageklep geopend of niet goed gesloten is, verschijnt het bericht "Achterklep open" op het multimediascherm.

Uitschakelen van het systeem

Het systeem kan worden uitgeschakeld:

  • wanneer de auto sneller rijdt sneller dan ongeveer 10 km/u;
  • kort na het uitschakelen van de achteruitversnelling.

Storingen

Als de achteruitversnelling is ingeschakeld en het systeem een bedieningsfout detecteert, wordt het multimediascherm 2 tijdelijk zwart.

Dit kan komen door een storing die van invloed is op de camera of het scherm (helderheid, vast beeld, vertraagde communicatie, enz.).

Als de tijdelijke weergave van het zwarte scherm aanhoudt, neem dan contact op met een erkende dealer.

warning

Deze functie is een (extra) hulpmiddel. De bestuurder moet altijd opletten en blijft verantwoordelijk.

De bestuurder moet altijd bedacht zijn op plotselinge gebeurtenissen tijdens het rijden: let dus bij het manoeuvreren altijd op uw blinde hoek en kijk of daar geen kleine, smalle obstakels (zoals een kind, dier, kinderwagen, fiets, steen, paaltje, enz.) zijn.

Het verschil tussen de geschatte afstand en de werkelijke afstand

12019_XJI_024_1_image.jpeg

Achteruit een steile helling oprijden

De vaste richtlijnen 3 tonen de afstanden dichterbij dan ze werkelijk zijn.

De voorwerpen die op het scherm worden getoond, zijn in werkelijkheid verder weg op de helling.

Als er op het scherm bijvoorbeeld een voorwerp op D wordt weergegeven is de werkelijk afstand E van het voorwerp.

Achteruit een steile helling afrijden

De vaste richtlijnen 3 tonen de afstanden verder weg dan ze werkelijk zijn.

Daarom zijn de voorwerpen die op het scherm worden getoond in werkelijkheid dichterbij op de helling.

Als er op het scherm bijvoorbeeld een voorwerp op G wordt weergegeven is de werkelijk afstand F van het voorwerp.

12019_XJI_026_1_image.jpeg

Achteruitrijden richting een uitsteeksel

Positie H lijkt verder weg dan de positie J op het scherm. Maar positie H is op dezelfde afstand als positie K.

De verplaatsingsrichting die wordt aangegeven door de vaste en mobiele richtlijnen houden geen rekening met de hoogte van het voorwerp. Dus het risico bestaat dat de auto tegen het voorwerp botst als deze er in zijn achteruit naartoe K rijdt.