Afhankelijk van de auto, kunnen deze bestaan uit:

  • gordelspanners van het oprolmechanisme van de autogordel;
  • krachtbegrenzers voor de bescherming van de borstkas;
  • airbags bestuurder en passagier voorin

Deze voorzieningen worden gelijktijdig of afzonderlijk, afhankelijk van de ernst van de aanrijding, geactiveerd bij een frontale botsing.

Afhankelijk van de ernst van de aanrijding, kan het systeem het volgende veroorzaken:

  • blokkering van de autogordel;
  • de gordelspanner van het oprolmechanisme van de autogordel die in werking treedt om de speling van de autogordel op te heffen:
  • de airbag en krachtbegrenzer.

Krachtbegrenzer

Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok van de aanrijding komt dit mechanisme in werking om de kracht die de gordel op het lichaam uitoefent te begrenzen tot een draaglijk niveau.

Gordelspanners

11010_XJI_028_1_image.jpeg

De gordelspanners dienen ervoor om de autogordel strak tegen het lichaam te trekken en daardoor de inzittende in zijn stoel te drukken wat de effectiviteit van de gordel verhoogt.

Bij contact aan, kan tijdens een ernstige frontale aanrijding, afhankelijk van de ernst van de schok, het systeem de volgende onderdelen activeren:

  • de gordelspanner van het oprolmechanisme van de autogordel 1 die de gordel direct strak trekt;
warning
  • Laat al deze veiligheidsvoorzieningen controleren na een aanrijding.
  • Het is streng verboden zelf werkzaamheden uit te voeren aan het gehele systeem (airbag, rekeneenheden, bedrading) of deze in een andere auto over te zetten, zelfs als deze identiek is.
  • Om voortijdige activering van het systeem te voorkomen, wat letsel kan veroorzaken, mag alleen gekwalificeerd personeel werken aan de aanvullende veiligheidsvoorzieningen bij de gordel voorin.
  • Het elektrische ontstekingsmechanisme van de gordelspanners mag uitsluitend door speciaal opgeleid personeel met speciaal gereedschap worden gecontroleerd.
  • Laat de gaspatronen van de gordelspanners en de airbags door een merkdealer verwijderen voordat de auto wordt gesloopt.

Airbags van bestuurder en passagier voorin

11013_XJI_004_1_image.jpeg

Deze bevinden zich bij de linker en rechter voorstoel.

De aanwezigheid van deze uitrusting wordt aangegeven met het woord "Airbag" op het stuurwiel, het dashboard (in de zone van de airbag2) en, afhankelijk van de auto, een pictogram aan de onderkant van de voorruit.

Elk airbagsysteem bestaat uit:

  • een airbag en een gaspatroon zijn gemonteerd op het stuurwiel voor de bestuurder en op het dashboard voor de passagier voor;
  • een rekeneenheid voor bewaken van het die de elektrische ontsteking van de gaspatroon regelt;
  • een gemeenschappelijk waarschuwingslampje 2_ALL_094_1_pictogramme.png op het instrumentenpaneel;
  • aparte opname-elementen (afhankelijk van de auto).
warning

Bij het afgaan van de airbag vindt een explosie plaats. Daarom komen bij het ontplooien van de airbag warmte en rook vrij zonder enig brandgevaar en klinkt er een luide knal. De airbag die onmiddellijk naar buiten komt, kan ongevaarlijke, lichte schaafwonden of ander ongemak veroorzaken.

11010_XJI_029_1_image.jpeg

Werkzaamheden

Het systeem werkt alleen als het contact aan staat.

bij een zware frontale aanrijding, wordt of worden de airbag(s) snel opgeblazen om de klap van het hoofd en de borstkas van de bestuurder tegen het stuurwiel en van de passagier tegen het dashboard op te vangen. Daarna lopen ze direct weer leeg om het verlaten van de auto niet te bemoeilijken.

Storingen

2_ALL_094_1_pictogramme.png Dit waarschuwingslampje verschijnt als de motor wordt gestart; het verdwijnt weer na ongeveer drie seconden.

Als het niet oplicht bij het aanzetten van het contact of als blijft branden, wijst dit op een storing in het systeem.

Raadpleeg zo snel mogelijk een merkdealer.

Wacht u hier te lang mee dan betekent dat, dat de bescherming in de tussenliggende periode misschien niet optimaal is.

De volgende gevallen activeren de gordelspanners of airbags.

Bij een frontale botsing tegen een star (niet-vervormbaar) oppervlak, met een snelheid van 25 km/u of hoger.

11010_XJI_031_1_image.jpeg

Bij een frontale botsing met een ander, gelijkaardig of zwaarder voertuig, met een contactzone van meer dan 40% en een snelheid van 40 km/u of hoger voor de twee voertuigen.

Bij een botsing tegen de zijkant door een ander, gelijkaardig of zwaarder voertuig, met een snelheid van 50 km/u of hoger.

11010_XJI_033_1_image.jpeg

De voorspanners of airbags kunnen worden geactiveerd door:

  • een botsing onder het voertuig (bijv. stoeprand);
  • gaten in het wegdek;
  • een val of harde landing;
  • stenen.
  • ...

De voorspanners of airbags kunnen niet worden geactiveerd door:

  • een botsing van achteren, zelfs een zware;
  • als de auto omslaat;
  • ...

11010_XJI_035_1_image.jpeg

  • aanrijding tegen de zijkant, aan de voor- of achterkant van de auto;
  • frontale aanrijding, onder de achterkant van een vrachtwagen;
  • frontale botsing tegen een obstakel met een scherpe hoek;
  • ...

Waarschuwingen

Hier volgt een aantal aanwijzingen bedoeld om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen.

warning

Waarschuwingen met betrekking tot de airbag

  • Verander niets aan het stuurwiel of het middengedeelte ervan.
  • Dek het middengedeelte van het stuurwiel onder geen beding af.
  • Bevestig geen voorwerpen (speldjes, logo, horloge, telefoonsteun, enz.) op het stuurwiel.
  • Het stuurwiel mag niet worden gedemonteerd (behalve door speciaal opgeleide monteurs van de merkdealer).
  • Ga niet te dicht op het stuurwiel zitten: zit met uw armen licht gebogen (zie "De juiste zithouding" Autogordels). Zo blijft er voldoende ruimte over voor een goede en effectieve bescherming door de werking van de airbag.

Waarschuwingen met betrekking tot de passagier airbag

  • Plak of bevestig niets op het dashboard (speldjes, logo’s, klokjes, telefoonhouder enz.) in de airbagzone.
  • Houd de ruimte tussen het dashboard en de voorpassagier vrij (geen dier of pakjes op schoot, geen paraplu of wandelstok tegen het dashboard zetten).
  • Laat de passagier nooit zijn voeten op het dashboard of de stoel leggen. Dit kan zeer gevaarlijk zijn. Kom niet te dicht (met knieën, hoofd of handen) bij het dashboard.
  • schakel de aanvullende veiligheidsvoorzieningen van de autogordel van de passagier voorin direct weer in na het verwijderen van een kinderzitje, om de bescherming van de passagier te garanderen in geval van een botsing.

EEN ACHTERSTEVOREN GEPLAATST KINDERZITJE MAG ALLEEN OP DE PASSAGIERSSTOEL VOORIN WORDEN GEPLAATST INDIEN DE AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN NIET INGESCHAKELD ZIJN Kinderveiligheid.