Dacia Sandero
Selecteurhendel 1
P: parkeren
R: achteruit
N: neutraal
D: vooruit
Modus L: "Low"
De weergave 3 op het instrumentenpaneel geeft gekozen stand van de keuzehendel 1 aan.
Opmerking: druk op knop 2 om:
- stand te verlaten P;
- veranderen van de stand D, L or N naar stand R of stand P;
- veranderen van stand D naar stand L.
Werkzaamheden
Als de selecteurhendel 1 in de stand P staat, trapt u het rempedaal in en start u vervolgens de motor.
Om de selecteurhendel uit stand P te verplaatsen, moet u het rempedaal indrukken voordat u de ontgrendelknop 2 indrukt.
Met uw voet op het rempedaal (het waarschuwingslampje 4 verdwijnt van het display), ontkoppelt u de stand P.
Alleen als de auto stilstaat, het rempedaal is ingedrukt en het gaspedaal niet is ingedrukt mag de selecteurhendel in de standenDofRworden geplaatst.
Om de versnelling vooruit in te schakelen (stand D)
zet de versnellingshendel 1 in stand D.
In de meeste rijomstandigheden hoeft u de versnellingshendel niet meer te gebruiken: er wordt automatisch geschakeld, op het juiste moment, naar een geschikt toerental omdat het automatisch systeem rekening houdt met de belasting van de auto, het wegprofiel en de geselecteerde rijstijl.
Om de achteruitversnelling (stand R)
Zet, met stilstaande auto en lopende motor, de keuzehendel 1 twee klikken vooruit om stand R in te schakelen.
Als het rempedaal niet wordt ingedrukt, klinkt er een geluidssignaal, knippert de weergave van de huidige stand R gedurende ongeveer vijf seconden op het instrumentenpaneel en verschijnt gedurende ongeveer 15 seconden het bericht "Rempedaal indrukken".
Opmerking: als de motor draait en de auto ongeveer 0 tot 8 km/u rijdt en de stand N of D ingeschakeld is, hoeft het rempedaal niet te worden ingetrapt om de stand R in te schakelen. Dit is nuttig bij parkeermanoeuvres waarbij meermaals moet worden geschakeld tussen vooruit- en achteruitversnelling.
Zuinig rijden
Laat de selecteurhendel voor normaal gebruik in stand D staan. Als het gaspedaal iets wordt ingedrukt, schakelt de transmissie bij een lage snelheid naar de volgende versnelling.
Accelereren en inhalen
Druk het gaspedaal snel en diep in (voorbij het zware punt van het pedaal).
Hierdoor wordt, binnen de mogelijkheden van de motor, teruggeschakeld naar de optimale versnelling.
Bijzondere gevallen
In sommige gevallen (zoals ter bescherming van de motor, bij werking van het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESC), enz.) wordt door "het automatische systeem" de juiste versnelling gekozen.
Ook kan, om verkeerde manoeuvres te voorkomen, het schakelen worden geweigerd. In dit geval knippert de aanduiding van de versnelling enkele seconden om u te waarschuwen.
tip
Laat om op een helling stil te blijven staan uw voet niet op het gaspedaal rusten.
Risico van oververhitting van de automatische versnellingsbak.
warning
Controleer of het waarschuwingslampje P verschijnt op het instrumentenpaneel, voordat u de auto verlaat.
Risico dat de auto wegrolt.
Bijzondere gevallen
Als het wegtype of de weersomstandigheden (steile hellingen, steile afdalingen, diepe sneeuw, zand of modder) het lastig maken om in de automatische modus te blijven rijden, wordt afhankelijk van de auto aanbevolen om over te schakelen naar de stand "Low". U kunt dan met minder dan 50 km/u rijden op oppervlakken met weinig grip (sneeuw, modder enz.), een helling oprijden of remmen op de motor tijdens een afdaling. Daartoe zet u de hendel in stand L.
Opmerking: in de modus "Low" varieert het toerental van de motor continu en zijn de acceleraties meer lineair.
Om bij koud weer te voorkomen dat de motor afslaat, raden wij u aan na het starten van de motor even te wachten voordat u de selecteurhendel verplaatst uit stand P of N naar stand D, R of L , afhankelijk van de auto,
stand P of N eindigt het plaatsen van de hendel in stand
D/B of R.
Parkeren van de auto
Met stilstaande auto houdt u het rempedaal ingedrukt en zet u de selecteurhendel in stand P (parkeren): de versnellingsbak staat in neutraal en de voorwielen zijn mechanisch geblokkeerd.
Controleer of de elektronische parkeerrem is vastgezet.
warning
Bij het manoeuvreren kan de auto aan de onderkant ergens tegenaan rijden (bijvoorbeeld contact met een paaltje, een trottoir of ander stadsmeubilair) en daardoor beschadigd raken (bijvoorbeeld vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voorkomen, moet u uw auto door een merkdealer laten controleren.
Onderhoudsintervallen
Raadpleeg het onderhoudsdocument voor uw auto of neem contact op met een merkdealer om na te gaan of periodiek onderhoud noodzakelijk is voor de automatische transmissie.
Als de transmissie geen onderhoud nodig heeft, hoeft geen olie te worden bijgevuld.
Storingen
- tijdens het rijden als het bericht "Controleer auto.transmissie" verschijnt op het instrumentenpaneel, is er een storing.
Raadpleeg echter snel een erkende dealer;
- als tijdens het rijden het bericht "Oververhitting auto.transmissie" verschijnt op het instrumentenpaneel, stop dan zo snel mogelijk om de versnellingsbak te laten afkoelen en wacht totdat het bericht verdwenen is.
- pechhulp voor een auto met automatische transmissie Slepen: pech.
warning
Om veiligheidsredenen mag u nooit het contact uitzetten voordat de auto compleet stilstaat.
Als bij het wegrijden de hendel vastzit in de stand P wanneer u het rempedaal intrapt (bijv. accustoring), kunt u de hendel handmatig ontgrendelen om de blokkering van de aangedreven wielen ongedaan te maken. Om dit te doen, maakt u de onderkant van de stofhoes los en drukt u op druktoets 6 en tegelijkertijd op de toets 5 en op knop op de hendel om deze te ontgrendelen en naar stand N te gaan.
Raadpleeg zo snel mogelijk een merkdealer.